Werkboek lessen
Reflectie
Met de laatste les van dit studieblok hebben wij deel I van het werkboek afgerond.
Zoals in de inleiding van het werkboek staat geschreven hieldt dit eerste deel zich bezig met het ongedaan maken van de manier waarop wij nu zien. Het tweede deel houdt zich daarop volgend bezig met het verwerven van ware waarneming. Een ongetrainde denkgeest kan niets tot stand brengen. Het doel van het werkboek is daarom ook om onze denkgeest te trainen om te denken volgens de richting die het tekstboek aangeeft.
Deze training - het dagelijks terugkeren tot de woorden van de Cursus, de dagelijkse momenten om onze denkgeest in stilte te brengen en dan te laten vullen door de gedachten en zinnen van het werkboek - zit als zodanig in het doen van het werkboek inbegrepen.
Mogelijk ontbreekt het je soms aan het noodzakelijke geduld, doordat je gedachten al verlangend uitkijken naar het beloofde eindresultaat. Maar dat zal uiteindelijk niet maken dat je dit resultaat niet zult bereiken. Vertrouw of voel hoe jou hart zich inmiddels heeft geopend voor de waarheid waar Een cursus in wonderen steeds naar wijst. Jij hebt jouw bestemming al bereikt en bent nu slechts getuigen van de reis die jou daar heen zal brengen.
Dat kost misschien nog enige tijd om te volbrengen, maar op het moment dat het is volbracht heeft alle tijd die je hiervoor nodig had, geen enkele betekenis meer. Doordat je op je weg alles hebt vergeven resteert er geen enkele herinnering meer van enige tegenslag of ontbering.
Wie zou zich dan nog een herinnering aan deze tijd kunnen wensen?
De lessen van het afgelopen studieblok:
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (187) Ik zegen de wereld, want ik zegen mijzelf.
Gods zegen straalt mij toe vanuit mijn hart waar Hij verblijft. Ik hoef me maar tot Hem te wenden en elk verdriet smelt weg, wanneer ik Zijn grenzeloze Liefde voor mij aanvaard.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (188) De vrede van God straalt nu in mij.
Ik zal stil zijn en de aarde met mij stil laten zijn. En in die stilheid vinden wij de vrede van God. Ze verblijft in mijn hart dat van God Zelf getuigt.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (189) Ik voel de Liefde van God nu in mij.
De Liefde van God is wat mij schiep. De Liefde van God is alles wat ik ben. De Liefde van God heeft me tot Zijn Zoon verklaard. De Liefde van God in mij maakt me vrij.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (190) Ik kies de vreugde van God in plaats van pijn.
Pijn is mijn eigen idee. Het is geen Gedachte van God, maar een die ik gedacht heb los van Hem en van Zijn Wil. Zijn Wil is vreugde, niets dan vreugde voor Zijn geliefde Zoon. En dat kies ik in plaats van wat ik heb gemaakt.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (191) Ik ben de heilige Zoon van God Zelf.
In stilte en in ware nederigheid zoek ik Gods glorie, om die te aanschouwen in de Zoon die Hij geschapen heeft als mijn Zelf.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (192) Ik heb een functie die God me graag vervullen ziet.
Ik zoek de functie die mij bevrijden zal van al de zinloze illusies van de wereld. Alleen de functie mij door God gegeven kan vrijheid brengen. Die alleen zoek ik en die alleen aanvaard ik als de mijne.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben,zo schiep God mij.
1. (193) Alles is een les die God me graag ziet leren.
Een les is een wonder dat God mij geeft in plaats van de gedachten die ik heb gemaakt en die mij schaden. Wat ik van Hem leer wordt de manier waarop ik word bevrijd. En dus verkies ik Zijn lessen te leren en die van mij te vergeten.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (194) Ik leg de toekomst in Gods Handen.
Het verleden is voorbij, de toekomst nog niet daar. Nu ben ik van beide bevrijd. Want wat God geeft kan alleen ten goede zijn. En ik aanvaard slechts wat Hij geeft als wat mij toebehoort.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (195) Liefde is de weg die ik in dankbaarheid ga.
De Heilige Geest is mijn enige Gids. In liefde vergezelt Hij mij. En ik zeg Hem dank dat Hij mij de weg toont die ik dien te gaan.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (196) Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen.
Al wat ik doe, doe ik aan mijzelf. Als ik aanval, lijd ik. Maar als ik vergeef, zal verlossing mij worden geschonken.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (197) Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten.
Wie anders moet voor mijn verlossing dank betuigen dan ikzelf? En hoe kan ik, behalve door verlossing, het Zelf vinden aan wie ik mijn dank verschuldigd ben?
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (198) Alleen mijn veroordeling verwondt me.
Mijn veroordeling houdt mijn visie in duisternis gehuld, en door mijn blinde ogen kan ik het visioen van mijn heerlijkheid niet zien. Maar vandaag kan ik deze heerlijkheid aanschouwen en me verheugen.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (199) Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Ik ben Gods Zoon. Wees stil, mijn denkgeest, en overdenk dit een moment. Keer dan op aarde terug, zonder verwarring over wat mijn Vader voor eeuwig liefheeft als Zijn Zoon.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (200) Er is geen vrede dan de vrede van God.
Laat me niet afdwalen van het pad van vrede, want ik verdwaal op iedere andere weg. Maar laat me Hem volgen die me huiswaarts leidt, en vrede is even zeker als de Liefde van God.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
Er is geen vrede dan de vrede van God.
Het is dit besef die maakt dat wij op dit punt het ego als onze gids achter ons kunnen laten. De Heilige geest leidt ons met zijn stem naar onze stille plek, alwaar wij samen met Jezus wachten tot God zijn laatste stap zetten zal. Natuurlijk zal het ego nog steeds proberen om aan onze aandacht te trekken. Natuurlijk zal het ego willen dat wij deze stille plek weer snel verlaten.
Maar als ons besef dat de vrede van God het enige is dat wij werkelijk verlangen, voldoende sterk is, dan zal het ego snel gaan merken dat zijn verleidingen bij ons niet meer werken. Zo gaan wij het tweede deel van het werkboek in het vertrouwen dat nodig is om ook onze volledige bereidheid te schenken.