
Inzicht in Een cursus in wonderen Tekstboek
1. De betekenis van wonderen
Voordat ik hier start met het inzicht in hoofdstuk 1 van Een cursus in wonderen, start ik eerst met een onderwerp waar menig Cursus student mee wordt geconfronteerd en vaak ook lang in blijft hangen. Want wie heeft nu deze Cursus opgesteld? Zowel Helen Schucman als ook William Thetford, claimen geen van beiden het auteurschap van de Cursus. Helen meldt slechts dat zij een innerlijk dictaat heeft opgeschreven en William heeft haar geholpen dit uit te typen en uit te geven. De Cursus refereert vrijwel volledig aan de Christelijke context en daar wordt dan ook veelal naar haar oorsprong gezocht.
Als dan in hoofdstuk 1 de stem van de Cursus spreekt met deze hiernaast opgenomen woorden, kan al een eerste beeld ontstaan van wie de auteur van de Cursus is. Later in het tekstboek beschrijft de stem van de Cursus hoe hij de kruisiging heeft ondergaan. Vanaf dat punt kan dan ook alleen maar worden geconcludeerd dat de stem van Een cursus in wonderen, de stem van Jezus is.
Voor mij - persoonlijk - vormt dat geen enkel obstakel. Ik ben niet met een geloof opgegroeid, waardoor het beeld dat de stem van deze Cursus, de stem van Jezus is, bij mij geen enkele weerstand oproept.
Er is niets aan mij wat jij niet kunt bereiken. Ik heb niets wat niet van God afkomstig is. Het huidige verschil tussen ons is dat ik niets ánders heb. Daardoor verkeer ik in een toestand die in jou alleen potentieel aanwezig is.
T.1.II.3:10-13
Ik ben juist blij dat Jezus zich al meteen in hoofdstuk 1 introduceert als een oudere broer, die niet vraagt om ontzag, maar zich juist als één gelijke bestempelt. Hij treedt met deze Cursus naar voren om zijn ervaring en wijsheid met ons te delen. Dat hij daarbij het plateau af breekt van de enige Zoon van God, zoals hem dat in de bijbel is toegeschreven, kan, als je met die gedachte bent opgegroeid en opgevoed, wel even slikken zijn. Maar als die gedachte eenmaal wordt vergeven vindt je in Jezus juist een broer die je helpt om je angst voor God tegemoet te treden. Ook die angst zal, met de hulp van deze Cursus, kunnen worden vergeven. Vanaf dat punt zal je merken dat de vraag naar het auteurschap van deze Cursus eigenlijk helemaal niet belangrijk is. Het enige wat echt belangrijk is, is het doel dat je met deze Cursus kunt bereiken.
Dit is een cursus in het trainen van je denkgeest. Alle scholing vraagt op een bepaald niveau aandacht en studie. Een aantal onderdelen van deze cursus steunt zozeer op deze eerste paragrafen, dat deze zorgvuldige studie vereisen. Je zult ze ook ter voorbereiding nodig hebben. Anders wordt je misschien veel te angstig voor wat er komen gaat om daar constructief gebruik van te kunnen maken. Wanneer je echter deze eerste paragrafen bestudeert, zul je een aantal van de implicaties gaan zien waarover later verder wordt uitgeweid. (T.1.VII.4:1-6)
In deze zin maakt Een cursus in wonderen onze studie noodzakelijk. Mijn eigen ervaring leert mij dat sommige zinnen uit het tekstboek ook pas na meerdere herhalingen worden gezien. Onze denkgeest kent een vorm van selectieve waarneming. Dit maakt dat onze waarneming wordt bepaald door wat wij willen zien. Een cursus in wonderen wijzigt onze overtuigingen die voor onze selectie bepalend zijn. Zo wordt ons blikveld vergroot en wordt onze denkgeest geopend voor grotere ontvankelijkheid. Wonderen worden in deze Cursus geïntroduceerd als het leermiddel waarmee overtuigingen worden opgeheven doordat de vergissing waaruit zij voortkomen, wordt gecorrigeerd.
Inhoud
1. De betekenis van wonderen
I. De principes van wonderen
II. Openbaring, tijd en wonderen
III. Verzoening en wonderen
IV. De ontsnapping uit de duisternis
V. Heelheid en geest
VI. De illusie van behoeften
VII. Vervormingen van wonderimpulsen
De principes van wonderen is niet een lijst die je uit je hoofd hoeft te leren. Ik kan melden dat sinds ik de Cursus bestudeer het mij nooit echt is gelukt om uitspraken uit de Cursus dusdanig te onthouden, dat ik ze later weer, zonder boek bij de hand, kan citeren. Enige uitzondering daarop vormt de samenvatting van de Cursus die in de inleiding wordt gegeven:
Niets werkelijks kan bedreigd worden.
Niets onwerkelijks bestaat.
Hierin ligt de vrede van God.
Dit is uiteindelijk ook niet een studie die je met je hoofd dient te leren. Zij is bedoeld om je hart te openen. In die hoedanigheid gaat de Cursus dus ook niet om de vorm, maar om de inhoud. Niet voor niks schrijft de Cursus ook dat je uiteindelijk haar vorm weer los mag laten. Maar voordat je dat punt bereikt zul je dus nog wel met hulp van de Cursus moeten leren om de volledige inhoud weer te herkennen. Als zodanig kan je de 50 wonder principes waar de Cursus mee start met regelmaat gebruiken als een vorm van toets om te zien in welke mate jij je eigen inhoud al weer hebt terug gevonden. Maar blijf daarbij wel altijd onderscheid maken tussen het middel en het doel:
Het vermogen om wonderen te verrichten behoort jou toe. Ik zal de gelegenheid daartoe verschaffen, maar jij moet gereed en bereid zijn. Door ze te verrichten zul je overtuigd raken van dit vermogen, want overtuiging komt met succes. Het vermogen is het potentieel, de verwezenlijking is zijn expressie, en de Verzoening, die de natuurlijke roeping van Gods kinderen is, is het doel. (T.1.III.1:7-10)
Het is van belang dat de Cursus zich hierbij ook niet richt op de theorie, maar op de praktijk. Alleen in het doen, wordt de ervaring verkregen die naar Verzoening leidt. Want alleen in het doen kunnen wij ons weer bewust worden van wat ons werkelijk drijft.
De bedoeling van de Verzoening is jou alles terug te geven, of liever: jou daar weer bewust van te maken. Jou is, net als iedereen, alles gegeven toen je geschapen werd. (T.1.IV.3:6-7)
De Cursus leert ons weer te zien wie wij werkelijk zijn. Wonderen zijn daarbij het middel waarmee onderscheid wordt gemaakt tussen het ware en het onware.
Bij het schiften van het ware en het onware gaat het wonder als volgt te werk:
Volmaakte liefde verdrijft angst.
Als er angst bestaat, dan is er geen volmaakte liefde.
Maar:
Alleen volmaakte liefde bestaat.
Als er angst is, brengt die een toestand teweeg die niet bestaat.
(T.1.VI.5:3-8)
Zolang er angst is, bevinden wij ons in een toestand die niet werkelijk is. Wonderen corrigeren de vergissing die onze angsten voort brengt. Als zodanig corrigeren Wonderen dus nooit de gevolgen, maar altijd de inhoud waar de oorzaak ligt verborgen. Wonderen leiden daardoor altijd tot blijvend resultaat. Naar gelang wij op het pad van de Cursus vorderen, zal vooral het bewustzijn groeien dat wij minder angstig zijn.
Jij die vrede wilt, kunt die alleen vinden door totale vergeving. (T.1.VI.1:1)
De ruimte die angst in haar vertrek achterlaat, kan in het begin als leeg worden ervaren. Op deze plek hebben wij zo de keuze om weer te zorgen voor een eigen invulling of wel om de ruimte te vergeven, waarmee wij God verzoeken om weer zijn plek in te nemen.
Het gevoel van God afgescheiden te zijn is het enige gebrek dat je echt dient te corrigeren. (T.1.VI.2:1)
Deze correctie wordt gevormd door de Verzoening, waarmee wij weer onze eenheid met God erkennen. Eenmaal Verzoend, zijn wij genezen van elke gedachte aan gebrek. Wij zijn ons weer volledig bewust van alles dat God ons in onze schepping gegeven heeft. Alles wat wij nu delen, delen wij vanuit deze overvloed, maar wij delen nu slechts met dit éne doel voor ogen:
De ander te tonen dat hij het zelfde potentieel bezit.
Een cursus in wonderen gaat niet over vorm maar over de inhoud. De betekenis van wonderen is dan ook anders dan ons wereldse begrip dat zich enkel op de vorm betrekt. De wonderen van de Cursus richten zich op de inhoud omdat zich in die inhoud ook de gedachte van afscheiding bevindt. Het is misschien nog moeilijk voor te stellen, zo aan het begin van dit Cursus boek dat het juist deze gedachte is die onze zoveel angst bezorgd. De Cursus maakt deze voorstelling mogelijk maar biedt meteen ook - met haar wonderen - en zicht op de werkelijkheid die voorbij deze voorstelling ligt. Zo nodigen wonderen ons uit om ons te openen voor de hulp die ons met de Cursus door Jezus wordt geboden.
Uiteindelijk leidt Jezus ons met deze Cursus naar de innerlijke leiding die in een ieder van ons aanwezig is. Het is de Heilige Geest - het antwoord van God op onze afscheidingsgedachte - die ons, zoals Hij dat ook voor Jezus heeft gedaan, uit onze duisternis zal leiden. Het begrip dat de Cursus ons voor stelt zal daarbij vooral in het begin nog moeilijk te bevatten zijn. De training die de Cursus biedt voor onze denkgeest, maakt uiteindelijk deze bevatting mogelijk. Zo ook zorgt deze training - die vooral in de praktijk moet worden toegepast - ervoor dat wij met wonderen onze ervaring gaan vullen in een dusdanige zin dat ook het afgescheiden gevoel zal verdwijnen. Hiertoe nodigt de Cursus ons steeds uit om onze angsten voor ogen te zien. Met de hulp van de Heilige geest zal dan blijken dat deze angsten niet werkelijk zijn.
Deze cursus beoogt niet de betekenis van liefde te onderwijzen, want dat gaat wat onderwezen kan worden te boven. Hij beoogt echter wel de blokkades weg te nemen voor het bewustzijn van de aanwezigheid van liefde, die jouw natuurlijk erfgoed is. Het tegendeel van liefde is angst, maar wat alomvattend is kent geen tegendeel. (T.Inl.1:6-8)