ECIW Werkboek 6. Wat is de Christus? (271 - 280)

Inzicht in Een cursus in wonderen Werkboek

6. Wat is de Christus? (271 - 280)



1. Christus is de Zoon van God zoals Hij Hem geschapen heeft. Hij is het Zelf dat wij delen, dat ons met elkaar verenigt, en tevens met God. Hij is de Gedachte die nog steeds woont in de Denkgeest die Zijn bron is. Hij heeft Zijn heilige woning niet verlaten, noch de onschuld verloren waarin Hij geschapen werd. Hij woont voor eeuwig onveranderd in de Denkgeest van God.

 

2. Christus is de schakel die jou in eenheid houdt met God en er borg voor staat dat de afscheiding niet meer is dan een illusie van wanhoop, want hoop zal eeuwig in Hem verblijven. Jouw denkgeest maakt deel uit van de Zijne en de Zijne van die van jou. Hij is het deel waarin Gods Antwoord ligt, waarin alle beslissingen al genomen en dromen voorbij zijn. Hij blijft onaangeroerd door wat de ogen van het lichaam ook zien. Want hoewel Zijn Vader in Hem het middel voor jouw verlossing heeft geplaatst, blijft Hij toch het Zelf dat, zoals Zijn Vader, van geen zonde weet.

 

3. Als woning van de Heilige Geest, en thuis alleen in God, blijft Christus vredig in de Hemel van jouw heilige denkgeest. Dit is het enige deel van jou dat in waarheid werkelijkheid bezit. De rest zijn dromen. Maar deze dromen zullen aan Christus worden gegeven om in het aanschijn van Zijn glorie te vervliegen en jouw heilige Zelf, de Christus, eindelijk aan jou te openbaren.

 

4. Vanuit de Christus in jou reikt de Heilige Geest naar al jouw dromen en nodigt die uit tot Hem te komen, om in waarheid te worden omgezet. Hij zal ze inruilen voor de laatste droom, die God heeft aangewezen als het eind der dromen. Want wanneer vergeving op de wereld rust en vrede over iedere Zoon van God gekomen is, wat kan er dan nog zijn dat dingen gescheiden houdt, want wat blijft er nog te zien behalve Christus' gelaat?

 

5. En hoe lang zal dit heilige gelaat te zien zijn, wanneer het slechts het symbool is dat de leertijd nu voorbij is, en het doel van de Verzoening eindelijk is bereikt? Dus laten we daarom proberen het gelaat van Christus te vinden en naar niets anders te kijken. Wanneer we Zijn heerlijkheid aanschouwen, weten we dat we geen behoefte meer hebben aan leren, aan waarneming of aan tijd, of aan iets anders dan het heilig Zelf, de Christus die God geschapen heeft als Zijn Zoon.


Wie goed kijkt zal moeten onderkennen dat elk verlangen en elke wens zich altijd richt op innerlijke vrede. Alleen innerlijke vrede is waarlijk geluk. Maar de wegen die het ego biedt leiden geen van alleen tot dit doel. Zij zijn er alleen maar op gericht om ons in onze dromen te kluisteren. Gelukkig is de dromer altijd nog thuis. In rust en stilte is het zo altijd nog mogelijk om de innerlijke waarheid te ervaren. Dit is waar Christus huist.

 

Christus is ware vrede en waar geluk. Dat komt doordat Christus alleen werkelijk is. Illusies kunnen de suggestie van vrede en geluk geven, maar nooit voor lange tijd. De vrede en het geluk van Christus is tijdloos, doordat zij in zijn schepping door God zijn geschonken. Zodoende geeft alleen Christus antwoord op elk verlangen en elke wens. Zodoende wordt het mogelijk als al het leren wordt gericht op het herkennen van de innerlijke Christus, elk verlangen en elke wens wordt omgevormd tot dit éne doel.

 

Ontwaken tot de innerlijke werkelijkheid.


Lessen


Waar de Cursus heeft getoond dat het lichaam niet onze identiteit kan zijn, leert zij ons in de lessen bij de vraag: Wat is de Christus?

om ons ware identiteit (opnieuw) te erkennen. Nooit was onze identiteit werkelijk verdwenen, maar slechts verduistert door onze illusies van afgescheidenheid. Nu wordt het tijd om de gedachten die deze illusies produceren, te vergeven.

 

Daarvoor erkennen wij eerst onze ware geborgenheid in God en leren wij niet met de ogen van het lichaam te kijken, maar met de visie te zien, die door de Heilige Geest wordt aangereikt. Alles laten zijn precies zoals het is, vormt daarbij geen oproep om illusies te accepteren. Deze worden zijn juist bedoelt om aan illusies voorbij te zijn, door alleen dat wat is - God - als werkelijk te aanvaarden.

 

Dromen gaan uiteindelijk voorbij. Christus kan vanuit het besef van werkelijkheid, in vrede en geduld verblijven tot dat ook het laatste (afgescheiden) deel weer tot dit besef is teruggekeerd. Wanneer wij - als afgescheiden delen - dit besef weer willen verkrijgen, staat ons vrij. Maar wie eenmaal een blik op de innerlijke Christus heeft mogen werpen, zal met groot verlangen en plezier willen leren voor dit doel.


Het gebed van de lessen:

 

Vader, de visie van Christus is de weg tot U. Wat Hij aanschouwt, nodigt de herinnering van U uit weer in mij te worden hersteld. En ik besluit dat dit het zal zijn waar ik vandaag naar kijk.

 

Vader, de waarheid behoort mij toe. Mijn woning is door Uw Wil en de mijne in de Hemel vastgesteld. Kunnen dromen mij tevredenstellen? Kunnen illusies me geluk brengen? Wat anders kan Uw Zoon voldoening schenken dan de herinnering van U? Ik wil niets minder aanvaarden dan U mij gegeven hebt. Ik ben omringd door Uw Liefde, voor eeuwig stil, eeuwig mild en eeuwig veilig. Gods Zoon moet wel zijn zoals U hem hebt geschapen.

 

Vader, Uw vrede is mijn deel. Waarom zou ik dan bang zijn dat iets me kan beroven van wat U zou willen dat ik behoud? Ik kan Uw gaven aan mij niet verliezen. En dus is de vrede die U aan Uw Zoon gegeven hebt nog steeds bij mij, in de stilte en in mijn eigen eeuwige liefde voor U.

 

Vader, vandaag wil ik alles laten zijn zoals U het geschapen hebt, en Uw Zoon de eer geven die bij zijn zondeloosheid past: de liefde van een broeder voor zijn broeder en zijn Vriend. Hierdoor ben ik verlost. Hierdoor ook zal de waarheid binnentreden waar eens illusies waren, licht zal alle duisternis vervangen en Uw Zoon zal weten dat hij is zoals U hem geschapen hebt.

 

Uw helende Stem beschermt alles vandaag en dus laat ik alles over aan U. Over niets hoef ik me zorgen te maken. Want Uw Stem zal me zeggen wat ik moet doen en waarheen ik moet gaan, tegen wie ik moet spreken en wat ik hem moet zeggen, welke gedachten ik moet denken en welke woorden ik de wereld geven moet. De geborgenheid die ik breng, wordt mij gegeven. Vader, Uw Stem beschermt alles, door mij heen.

 

Vader, Uw Woord is het mijne. Dit nu wil ik tot al mijn broeders spreken, die mij gegeven zijn om hen als de mijnen te koesteren, zoals ik door U bemind ben, gezegend en verlost.

 

Uw Zoon is vrij, mijn Vader. Laat ik me niet inbeelden dat ik hem gebonden heb door de wetten die ik heb gemaakt om over het lichaam te regeren. Hij is niet onderworpen aan enige wet die ik heb gemaakt en waarmee ik probeer het lichaam tot iets zekerders te maken. Hij wordt niet veranderd door wat veranderlijk is. Hij is geen slaaf van enige wet van de tijd. Hij is zoals U hem geschapen hebt, omdat hij geen andere wet kent dan de wet van de liefde.

 

Vader, ik vraag om niets dan de waarheid. Ik heb veel dwaze gedachten over mijzelf en mijn schepping gehad, en heb een droom van angst in mijn denkgeest gebracht. Vandaag wil ik niet dromen. Ik kies de weg tot U in plaats van waanzin en in plaats van angst. Want de waarheid is veilig en alleen liefde staat vast.

 

Ik zal Uw beloften vandaag aanvaarden en daar mijn vertrouwen in stellen. Mijn Vader heeft de Zoon lief die Hij als de Zijne geschapen heeft. Zou U mij de gaven onthouden die U mij geschonken hebt? 

 

Laat me vandaag Uw Zoon eren, want alleen zo vind ik de weg tot U. Vader, ik leg geen beperkingen op aan de Zoon die U liefhebt en zonder beperkingen hebt geschapen. De eer die ik hem geef is de Uwe, en wat van U is behoort ook toe aan mij.