· 

2019-07 ECIW studiegroep reflectie




De wereld die wij waarnemen staat niet voor onze werkelijkheid. Toch kan zij wel het zicht op onze werkelijkheid blokkeren wanneer wij niet bereid zijn om onze waarneming te laten corrigeren. Het spreekwoord 'jong geleerd is oud gedaan' spreekt ons hier duidelijk parten, want de overtuiging dat we een lichaam zijn, is natuurlijk iets dat ons vanaf het begin van ons verschijnen hier, met de paplepel wordt ingegoten.

 

Het is niet voor niks dat deze overtuiging één van de laatste is om te laten corrigeren. Maar pas als hier enige ruimte komt, kan het licht eindelijk ook schijnen op de daarachter verscholen overtuiging, die ook de uiteindelijke is die staat voor ons gedachte van afgescheidenheid. Het gaat hier dan om ons zelf gevormde zelfbeeld, dat direct staat voor ons ware Zelf. Deze persoonlijkheid, naarstig gestimuleerd en verdedigd door het ego is daarmee ook het moeilijkste om te vergeven.

 

Want eenmaal bereid om het lichaam niet meer te zien als onze werkelijkheid, bezit de onjuist gerichte denkgeest geen andere overtuiging meer dan deze laatste. Het vergeven van deze overtuiging zal dan ook vaak leiden tot angstbeelden die refereren aan de dood of wel een verdwijnen in het niets in zich dragen. Het is van belang om op dit punt te beseffen dat de angsten die wij zo ervaren, niet de onze zijn. Het zijn de angsten van het ego, die niet kan voortbestaan zonder ons geloof.


Werkboek lessen

De lessen van het afgelopen studieblok:


Deze laatste lessen van deel I van het werkboek vormen een samenvatting van al het geen wat daaraan voor af is gekomen en worden daarbij in hun herhaling samen gesmeed tot de centrale gedachte:

 

Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.

Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.

 

De gedachte dat wij een lichaam zijn is een voorname verdediging van het ego die wordt gecorrigeerd dor eerst in stilte naar huis toe te gaan. God treedt nog bewuster naar voren als onze schepper, met de duidelijk boodschap dat God niet de schepper van het lichaam is. Dit maakt dat onze keuze God hier de noodzaak oproept om onze gedachten over wat het lichaam is en wat wij zelf zijn, te laten corrigeren. Ik ben niet een lichaam, ik ben vrij roept ons op om ook deze stap te zetten en ons daadwerkelijk te gaan beseffen dat er geen vrede is dan de vrede van God.

 

Maar dit is dus wel een vrede die volledig los staat van ons aardse droomverhaal. Toch zijn wij in staat in de gekozen momenten om het verhaal even te laten voor wat het is en onze aandacht te richten op de innerlijke stilte waar ook de vrede van God aanwezig is. Zo zullen wij stap voor stap worden verlicht, doordat elke keer als wij deze vrede bezoeken, onze denkgeest wordt verlost van de daarin besloten, gedachten die niet van God afkomstig zijn.

 

De Cursus laat ons hierbij steeds weer zien dat wij het zelf zijn die de sleutel voor onze bevrijding bezitten. Bereidwilligheid is dan ook de enige randvoorwaarde, want zonder dat zullen wij niet zomaar deze deur ontsluiten.


In het begin waren de ervaringen die met mijn beoefening van de Cursus kwamen, wonderbaarlijk en oprichtend. Deze fase van euforie kwam uiteindelijk ten einde in een fase die gepaard ging met een lichte depressiviteit, vanuit het nog aanwezige onbegrip dat mij deed denken dat ik daadwerkelijk nog iets ging verliezen bij het verkrijgen van mijn vrijheid.

 

Inmiddels heeft deze depressiviteit plaats gemaakt voor geduld en vrede. Ik ken nu mijn plek in het geheel, maar snap in de regel nog niets van de rol die ik daarbij in het verhaal te spelen heb. Vroeger zou mij dat zeer onrustig maken, maar ik durf nu wel te zeggen dat ik kan leven van dag tot dag, van moment tot moment, zonder al te grote drang om de blik op de toekomst te moeten richten. Dit leven wordt stil, zoals de stilte die ik reeds lang geleden in mijn innerlijk heb waargenomen. Maar ook als dit leven weer even klotst en schreeuwt, blijft het de stilte die de boventoon heeft.

 

Ondertussen geniet ik veel van het doen van de lessen en ook van het kijken naar de satsang van Mooji, die mijn begrip van de Cursus alleen maar versterkt. Waar het in het begin vooral wennen was om vanuit de door de Cursus gecorrigeerde waarneming, mijn weg te vinden, durf ik met regelmaat blind te vertrouwen op de leiding van de Heilige Geest. De noodzaak om de weg te kennen is daarmee verdwenen en in plaats daarvan kan ik in vol besef mijn toekomst leggen in de handen van God.