· 

2020-01 ECIW studiegroep reflectie




In het voorwoord bij de Cursus schrijft Helen Schucman bij haar toelichting op wat de Cursus is, het volgende:

 

'De Cursus pretendeert niet ultiem te zijn en evenmin zijn de werkboeklessen bedoeld om de leerweg van de student tot een voleinding te brengen. Aan het einde wordt de lezer overgelaten aan de zorg van zijn of haar eigen Innerlijke Leraar, die heel het verdere leerproces zal leiden zoals Hij het juist acht.'

 

Wie deze Cursus start met het beeld dat dit leren hem of haar leidt naar het einde van de droom, zal zich mogelijk de eerste keer als het einde van het werkboek wordt bereikt en daar in haar nawoord start met de volgende woorden - 

 

'Deze cursus is een begin, niet een einde. [...] Er worden geen specifieke lessen meer gegeven, want die zijn niet langer nodig. Hoor dus van nu af aan louter de Stem namens God [...]. Hij zal jouw inspanning richting geven en je precies vertellen wat je moet doen, hoe jij je denkgeest dient te richten en wanneer je in stilte tot Hem moet komen om Zijn onfeilbare leiding en Zijn betrouwbaar Woord te vragen (WdII.Nw.1:1;3:1-3).'

 

 - teleurgesteld of misschien ook wel bedrogen kunnen voelen. Maar wie uiteindelijk, net als ik, volledig doorziet en aanvaard dat het God is die de laatste stap zal zetten. Die zal met deze lessen waar wij nu mee starten, kunnen leren om het ego te doorzien en zo uit te komen bij het begin van een gelukkige droom. Een droom waarin niet langer meer waarde wordt gegeven aan de ego gedachten. Een droom die een ware bijdrage levert aan het plan van verlossing dat door God Zelf is aangewezen als de weg die uiteindelijk door iedereen moet worden gegaan.

 

Dus laten wij met het leren van de lessen, zoals de Cursus ons die dagelijks aanreikt, ons vooral leren voorbereiden op het verwelkomen van de gelukkige afloop die God heeft beloofd, voor een ieder die de keuze voor het ego heeft gemaakt, maar die nu, zoals jij en ik, bereidt is om een andere keuze te maken.


Werkboek lessen

De lessen van het afgelopen studieblok:



Wat wie zien, wordt niet bepaald door wat zich buiten ons bevindt, maar door wat zich innerlijk in ons bevindt. De Cursus start direct met haar eerste lessen met de introductie van dit begrip. Oefening worden afwisselend op de buitenkant en dan weer op de binnenkant gericht, om uiteindelijk al in de laatste lessen van deze eerste maand, samen te komen in het begrip dat er in werkelijkheid geen onderscheid is tussen uiterlijk en innerlijk.

 

Zo leidt de Cursus ons vrij snel naar de plek waar de basis ligt voor al ons zien, de denkgeest. Het is daar waar het werkelijke werk moet en zal worden verricht. Het is in het begin vaak al een hele stap op de aandacht naar binnen te richten. Nog meer is het een hele stap om dat naar binnen richten lang genoeg te doen, om te kunnen zien wat zich daar bevindt. Dus start de Cursus, naast het oefenen met de inhoud van de lessen, ook meteen met het beoefenen van een soort van discipline, die ons stap voor stap leert om naar binnen te gaan en ook geleidelijk aan leert om daar steeds langer te kunnen en durven blijven.

 

Het ego zal er alles aan doen om deze omkering van aandacht tegen te gaan. Het wil niet dat wij onze ogen op het innerlijk richten. Veel studenten ervaren daardoor ook vaak dat het beoefenen van de Cursus in het begin leidt tot meer onrust en verstoring. Kenneth Wapnick zou dan zeggen: 'Nee, het is niet zo zeer dat de onrust en verstoring groeit, maar dat jij je juist meer bewust wordt van hetgeen dat reeds aanwezig is.'

 

Ik zelf heb inmiddels het verschijnen van onrust en verstoring leren zien als een teken dat er weer iets te leren valt. Ja, soms stel ik dat leren dan nog wel eens uit, maar uiteindelijk kom ik altijd wel weer op het punt dat ik weer de bereidheid heb om een volgende stap te zetten. En dat lukt ook nu weer met een nieuwe start met leren het leren aan de hand van deze werkboek lessen.


Waar wij leren met veelvuldig onderzoek een verklaring te vinden voor ons bestaan, leert de Cursus ons dat dit leven dat wij beleven niet de werkelijkheid is. Er valt dus ook niets te snappen van wat wij zoal zien of horen. Veel strijd tussen mensen en volkoren wordt ingegeven door een strijd over het gelijk. Ik snap het wel, jij snapt het niet.

 

Hoe anders zou de wereld al niet kunnen zijn als wij durven aanvaarden dat wij er niks van snappen. Hoe makkelijk verandert voor onze ogen een conflict of strijd in een vraag om liefde als wij staan op de plek waar wij (innerlijk) tegen de ander kunnen zeggen:

 

Het enige verschil tussen jou en mij is dat ik weet dat ik er niets van snap en jij nog niet weet dat je er niets van snapt.

 

De strijd om gelijk kan hiermee makkelijk worden opgegeven en in plaats daarvan kan het wonder met open armen worden uitgenodigd om deze tijdelijke ongelijkheid in begrip, op te heffen.

 

Al mijn inspanningen zouden zich daarom dus ook niet moeten richten op het krijgen van gelijk, maar op de stukken waarvan of waarvoor ik nog denk dat ik het weet, waarvoor zij dienen. Uiteindelijk moet ik bereid zijn om volmondig te zeggen: Ik snap er geen éne moer van! Pas dan verdwijnen deze wolken van begrip die er juist voor zorgen dat onze denkgeest wordt verduisterd. Pas dan schijnt het licht van vrede weer volledig in onze denkgeest, om ons zo onze onschuld te laten zien.